Het doel van het project is het onderzoeken en rangschikken van potentiële risico's die verband houden met ultra diepe geothermische activiteiten, waaronder stimulatiemaatregelen (EGS). Het project heeft eerst een overzicht gemaakt van de relevante risico's en op basis van deze lijst vervolgens een geschikt kader voorgesteld om deze aan te pakken.
Het project is in 2019 gegund aan een consortium van Witteveen en Bos Raadgevende Ingenieurs, TUDelft, VITO en Newell. Het project leverde zijn eerste resultaten in 2019. In juni 2020 werden de eindproducten, namelijk het eindrapport en de quick scan-risicotool, opgeleverd.
Meer ...
Ultra-diepe geothermische energie (UDG) als bron van warmte en elektriciteit is een hernieuwbare energiebron die door het Ministerie van Economische Zaken (MEA) en Energie Beheer Nederland (EBN) wordt gepromoot als een optie.
De verschillende gevaren en risico's die aan UDG verbonden zijn, zijn echter nog niet grondig geïnventariseerd en er bestaan in Nederland geen uitgebreide richtlijnen om deze tijdens alle projectfasen te kwantificeren. Het Staatstoezicht op de Mijnen (SodM) voorziet dat deze risico's een groot probleem kunnen worden voor UDG-projecten in Nederland. Daarom acht het Staatstoezicht op de Mijnen, als verantwoordelijke toezichthoudende instantie, het van cruciaal belang om een goed overzicht te krijgen van de risico's van UDG-projecten en van strategieën voor risicobeheer en -beperking.
Het project heeft de potentiële risico's van ultra diepe geothermische activiteiten, waaronder stimulatiemaatregelen (EGS), onderzocht en gerangschikt. Het project heeft eerst een overzicht gemaakt van de relevante risico's en op basis daarvan een geschikt kader voorgesteld om deze aan te pakken.
EINDRAPPORT VAN HET KEM-06 PROJECT
De individuele risico-identificatie die in het verslag wordt gepresenteerd, is een vrij uitgebreide en zeer nuttige bron, gebaseerd op een breed (hoewel niet uitputtend) literatuuronderzoek en raadpleging van deskundigen. Als risicokader werd gekozen voor de bowtie-benadering. Het voordeel van de bowtie-benadering is dat bedreigingen, topevenementen, barrières en gevolgen kunnen worden gepresenteerd in een goed gestructureerd analysekader dat begrijpelijk en toegankelijk is voor praktijkmensen. Het project heeft met succes externe input van praktijkmensen en wetenschappers die actief zijn op dit gebied betrokken bij vier sessies voor het identificeren en prioriteren van gevaren. Dit deel van het rapport en het gepresenteerde risicoclassificatieschema zijn zeer nuttige en goed uitgevoerde toepassingen van de bowtie-benadering op ultradiepe geothermische projecten in Nederland. De mogelijkheid om projectrisico's snel in kwalitatieve risicocategorieën in te delen op basis van vereenvoudigde parametersets is waardevol voor toekomstige projecten.
Naast het hoofdverslag van het project is een quick-scan-risicoclassificatieschema voor UDG/EGS-risico's opgeleverd, inclusief de gebruikershandleiding en het op Microsoft Excel gebaseerde relationele databasebestand voor risicoclassificatie, die op verzoek beschikbaar zijn.
GEBRUIKERSHANDLEIDING QUICKSCAN-TOOL
De op Excel gebaseerde analysetools die samen met de bijbehorende gebruikershandleiding worden geleverd, zijn waardevolle aanvullende hulpmiddelen die praktijkbeoefenaars en regelgevers zullen helpen om projectrisico's in semi-kwantitatieve zin te analyseren.
Het KEM wetenschappelijk expert panel heeft het project geevalueerd:
EVALUATIE VAN HET ONDERZOEKSPROJECT
De projectresultaten zijn positief beoordeeld door wetenschappelijke experts van KEM, met onder meer de volgende opmerkingen. Het hoofdverslag bevat weinig discussie over de geschiktheid van het bowtie-analyseraamwerk voor UDG en een diepgaande discussie over alternatieven, zoals probabilistische benaderingen. Hoewel bowtie-analyse een beproefd en bewezen instrument is, met name in de olie- en gasindustrie in Nederland, zou een kritische beoordeling van de sterke en zwakke punten van de bowtie-benadering in de context van UDG en in vergelijking met bestaande en gepubliceerde alternatieven waardevol zijn geweest om een toekomstige keuze voor risicobeheer voor UDG-praktijken te rechtvaardigen. Het is ook belangrijk op te merken dat de voorgestelde benadering nog niet verankerd is in een regelgevend kader in Nederland. Ze kan door regelgevers en exploitanten worden gebruikt voor informatieve doeleinden, maar moet kritisch worden beoordeeld, aangenomen of uitgebreid voordat ze in bestaande regelgeving kan worden opgenomen. Zie ook het recente nieuwsbericht van de Staatstoezicht op de Mijnen (SodM).