Het project werd geëvalueerd door het KEM-subpanel.
KEM-PROJECT EVALUATIE
Net als het KEM-04-project was KEM36 een succesvol project dat resultaten opleverde die nuttig zijn om een beter inzicht te krijgen in de huidige mogelijkheden en beperkingen van de seismische gevaren- en risicobeoordeling voor Groningen, en om kwesties aan te kaarten die verdere aandacht behoeven. De kwaliteit van het product is zodanig hoog dat ten minste onderwerp 2 en mogelijk ook onderwerp 3 of 4 in aanmerking komen voor publicatie in een internationaal wetenschappelijk tijdschrift.
De beoordelaars hebben de volgende aanbevelingen of opmerkingen voor toekomstig werk:
2..1 De waarde van de door NAM gebruikte bemonsteringsfrequentie moet worden geverifieerd door contact op te nemen met de auteurs van het GMMV7-model.
2.2 Sommige details of toelichtingen ontbreken nog of kunnen op sommige plaatsen in het rapport worden verbeterd, maar hebben geen invloed op de belangrijkste conclusies.
3.1 Het gebruik van dit nieuwe niet-lineaire plastische model heeft een sterke invloed op de amplitude van hoogfrequente bewegingen bij een matige aardbeving (Mw=4,5). Voor zover wij weten, zijn dergelijke niet-lineariteiten (nog) niet waargenomen/gedetecteerd bij dergelijke matige aardbevingen. Dit betekent ook dat er nog grotere effecten worden verwacht voor sterke aardbevingen (M=5,5). Een test van de methode op recente aardbevingen zou zeer belangrijk zijn om deze berekeningen te valideren.
3.2 Het feit dat de methode leidt tot grotere afnames in 3D in vergelijking met 1D-berekeningen (verschil tussen figuur 3.18 en 3.17) is een intrigerend, potentieel zeer belangrijk resultaat. Dit toont de beperkingen van 1D-berekeningen (ongeacht de methode) aan en dat de belangrijkste keuze niet alleen ligt in de methode (of de constitutieve wet) die wordt gekozen voor de niet-lineaire berekening, maar eerder in de mogelijkheid om NL 3D-berekeningen uit te voeren. Het zou ook nuttig zijn om de oorsprong van dergelijke grotere NL-effecten in 3D-simulaties te begrijpen.
4.1 Deze analyse moet worden gepresenteerd/besproken met TNO, om de mogelijkheid te overwegen om een “Groningen-specifiek” p2p-correlatiemodel te ontwikkelen op basis van de beschikbare registraties.
5.1 Als er een bron-/gevaren-/gevolg-/risicomodel moet worden ontwikkeld voor soortgelijke doeleinden op het gebied van geïnduceerde seismische activiteit, wordt aanbevolen om gebruik te maken van de ervaring met KEM-36 en NAM om zorgvuldig na te denken over enkele belangrijke initiële opties voor deze modellen:
- Definitie van gevaar: responsspectra of Fourier-domein? De gevoeligheid (en in sommige gevallen onnauwkeurigheid) van de locatieversterkingsfactor (AF) die moet worden toegepast op responsspectra, voor de berekeningsmethode in geval van hoogfrequente invoerbewegingen, en hun gevoeligheid voor het aardbevingsscenario is een bron van extra complexiteit in het gevarenmodel. Het afleiden van het gevarenmodel in het Fourier-domein zou kunnen helpen om een aantal van deze complexiteiten te vermijden (uiteraard niet allemaal...).
- De kwesties met betrekking tot de p2p-correlatiemodellen zijn vrij complex en moeilijk op te lossen wanneer lokale gegevens relatief zeldzaam zijn. De gevolgen van p2p-modellen zijn vooral belangrijk wanneer het uiteindelijke gevaar wordt gespecificeerd in een enkele scalaire term (hier SAavg). Ook hier kunnen sommige complexiteiten worden vermeden door een vectoriale beschrijving van het gevaar te behouden en de kwetsbaarheid/fragiliteit te specificeren als een functie van de spectrale inhoud bij de trillingsperiode van de beschouwde structuur. Dit zou ook het voordeel bieden dat beter rekening kan worden gehouden met de werkelijke versterking van de locatie bij de beschouwde periode, in plaats van deze te middelen over een breed periodebereik.
Concluderend kan worden gesteld dat het project alle onderzoeksvragen met succes heeft behandeld, met uitzondering van de consistentie van de periode-tot-periode correlatie tussen gevaren- en kwetsbaarheidsmodellering. De resultaten zullen naar verwachting een aanzienlijke impact hebben op SHRA in termen van een mogelijke herziening van GMM V7, periode-tot-periode correlatie en bronlocatie. De kwaliteit van sommige resultaten is zodanig dat publicaties in internationale wetenschappelijke tijdschriften worden verwacht. De kwaliteit van sommige resultaten is zodanig dat publicaties in internationale wetenschappelijke tijdschriften worden verwacht.